"Het Zeeuwse Licht"
.
|
. Luchtlagen, dicht boven het aardoppervlak, die veel zwevende vocht-, stof- en zoutdeeltjes bevatten kunnen het zonlicht aldus sterk verstrooien. Men neemt een heldere lichtwaas waar, vanwege het schitterend, diffuus, wit strooilicht, dat bij een bepaalde zonnestand zelfs nog verrijkt wordt met een uitbundige, goudgele lichtglans *), althans wanneer men boven duinen en strand in noordelijke richting kijkt, met de zon in de rug.
*) "...het oog verheugt zich, het hart gaat open, het gemoed wordt opgevrolijkt, onmiddellijk waait warmte ons tegemoet..."
Letwel: met de zon in de rug...
Immers, ook de expositie *) van de noordnoordwestelijke zee op het zuidzuidoostelijke licht (dat dus van boven land komt) dient men nog in de beschouwing te betrekken.
*) "Bekend is dat men vruchtbomen in bloei alleen mooi wit ziet van de zon af. (Naar de zon toe oogt dezelfde bloesem slechts grijs en struktuurloos.)
Zo ook is het schuim der zee helderder tegenover de zon. Naar de zon toe echter zou de branding er eer donkerder uitzien dan de omgeving.
(Immers, merk op, hoe u, in de richting van de zon kijkend, de voorwerpen altijd donker ziet, omdat zij immers slechts de schaduwzijde naar u toekeren.)"(Literatuur: Prof. Dr. M. Minnaert, De Natuurkunde van 't vrije veld. Deel I. Licht en kleur in het landschap 1937, 1974)
Piet van der Klis
.
Gebed voor de
maaltijd
in het Zeeuws licht
Jan Toorop
Domburg, 1907
(Zeeuws
Museum Middelburg)
Bronvermelding / Source: colofon
.
.
.