Terug naar
Inhoud

De Manteling
(Ecologisch)


Onder een bijzonder landschap
op de landschapsecologische kaart
wordt verstaan:

"een gebied dat door een combinatie van onderling verweven natuurwetenschappelijk en cultuurhistorische kwaliteiten van grote waarde is.
Er is sprake van een grote mate van ongestoorde samenhang en een daarme in verband staand karakteristiek beeld".

Voorbeeld:

De Manteling

Een uniek duinlandschap
als gevolg van het samenspel natuur - mens,
nog redelijk intact, doch kwetsbaar...,
een ecologisch waardevol gebied vanwege
de rijkdom aan gradiënten
(landschapsovergangen):

  • hoog-laag
  • noord-zuid (expositie op de zon)
  • droog-vochtig
  • zout-zoet
  • zand-zavel
  • voedselarm-voedselrijk
  • kalkhoudend-kalkarm

Men treft langs deze milieu-gradiënten
een grote biodiversiteit aan,
een grote variatie in flora en fauna.

Welgestelde eilandbewoners legden in deze duingebieden van Noord-Walcheren destijds (1650-1750) hun buitenplaatsen en lustoorden aan, met kenmerkende geometrische (barokke) parkaanleg. In de Franse tijd trad verval op, bossen werden gekapt en ingericht voor akkerbouw, doch enkele buitenplaatsen werden heringericht in de Engelse landschapsstijl (open landschap met glooiende, vloeiende lijnen, kronkelende paadjes, waterpartijen en bijzondere boomgroepen; de tuinaanleg van Parc Zonnehove -met behoud van zichtlijnen- wil hierop enigszins aansluiten). In de 19e en begin 20e eeuw trad echter opnieuw verval op, veel parken verwilderden. Momenteel tracht Staatsbosbeheer, waar mogelijk oude glorie te herstellen: prachtige wandelbossen met
stinsenflora (zie elders: in locatie)

(De oorsprong van Westhove en Duinbeek ligt rond het begin van de 13e eeuw.)

Nu eerst meer over het duinlandschap in het algemeen,
en het duinlandschap tussen Domburg en Oostkapelle in het bijzonder
.

Het Duinlandschap

Waar land en zee elkaar ontmoeten
zijn natuur en landschap
zeer dynamisch van aard en rijk aan details.
In de duinen treft men een extreem mikroklimaat aan:
bodemtemperaturen overdags tot 50°C,
maar in alle maanden ook kans op nachtvorst;
verder zeer veel storm, zoute zeewind, en stuivend zand.
Bodemcondities zijn zeer uiteenlopend:
grote verschillen in reliëf, bezonning, kalkgehalte,
humusgehalte, zoutgehalte en vochtgehalte.
In de loop van de tijd niet alleen voortdurend nieuwe duinvorming,
maar ook duinafslag, uitspoeling van kalk, verzoeting,
vorming van humus, grondwaterstijging en grondwaterdaling.
Leefplaatsen (biotopen) veranderen dus,
en vegetaties wijzigen zich, volgen elkaar op:

successies.

Een wandeling van de vloedlijn naar het bos geeft
een goed overzicht van de ontwikkelingen
die zich in de loop der eeuwen hebben voorgedaan.

Op het strand treft men een kleiïg ontwikkelde veenlaag aan
(dit is in Nederland heel uitzonderlijk!)
Oude strandwallen en strandvlakten worden hier,
onder de jonge duinen door, aangesneden.
De kleiïge veenafzetting hangt samen met de krekenstelsels
die oorspronkelijk áchter een lage duinenrij op een strandvlakte hebben gelegen.
(Hollandveen, Duinkerke1-klei uit de Pre-Romeinse tijd
en Duinkerke 2-klei uit de Post-Romeinse tijd).

 

1) De Vloedlijn, strand met primaire duinvorming
Hier treft men: zeewier, dode krabben, zandkokerwormen, schelpen.
Daartussen leven strandvlooien, loopkevers, bacteriën.
(Organische bestanddelen worden verteerd).

Strandplevieren, altijd op zoek naar voedsel langs de vloedlijn

Op de wat hogere stranddelen (althans bij een aanwaskust)
treft men na winterstormen pionierplanten aan: zeeraket, loogkruid,
zeepostelein, aangepast aan extreme omstandigheden.
Deze eenjarige vloedmerkplanten zijn echter nog geen echte duinvormers.
De vaste plant biestarwegras is wel zo'n typische duinvormer:
na vestiging houdt hij zo'n 30 cm zand per jaar vast.
Overstuiving met zand stimuleert de groei krachtig.
De volgende stap in de successie is het bekende helmgras:
deze vegetatie kan het oerduintje met een meter per jaar helpen verhogen.
Helmduinen groei(d)en aaneen tot de
zeereep.

Biestarwegras

2) De Zeereep
De vegetatie op de zeereep is soortenrijker dan die op de primaire duintjes:
zoek de blauwe zeedistel
(goed aangepast aan het droge, zilte en stuivende milieu).

3) Struwelen aan de landzijde van de zeereep
In de luwte achter de zeereep treft men laag struikgewas: duindoorn, vlier, liguster.
Vogels verspreiden uit de bessen hun zaden.
In dit struweel treft men echter nauwelijks broedvogels aan.
Wel hoort men overdags de kuif- en de veldleeuwerik.

4) Primaire Duinvalleien
Deze primaire duinvalleien zijn in feite (althans bij een aanwaskust)
niets anders dan voormalige stukken strand,
nu echter door een zeereep gescheiden van de directe zee-invloed.
De verzoeting o.i.v. het regenwater neemt toe, de plantenrijkdom wordt groter.
Hier treft men de vochtminnaars aan, bijvoorbeeld de parnassia, de gentiaan, }
en de orchideeën (altijd in grenssituaties zout/zoet, droog/nat, voedselarm/voedselrijk)
Onder natuurlijke omstandigheden zou, vanwege de langzame,
maar voortdurende humusophoping de vegetatie in de primaire duinvalleien
kunnen evolueren tot (moeras-)bos, met een rijke vogelstand.
Helaas zijn veel primaire duinvalleien (door waterwinning) verdroogd.

Parnassia

5) Het Open Duin
Voor velen is dit het "echte" duinlandschap: reliëfrijk, zeer afwisselend begroeid,
met loopduinen die zich (langzaam) iets naar het noordoosten verplaatsen.
Zuidhellingen: 's zomers warm en droog, bijna kaal.
Hier groeien de voorjaarsbloeiers, bestand tegen de hete middagzon,
(deze planten vertonen een zomerrust):
reigersbek, muurpeper, mossen en korstmossen.
De noordhellingen zijn weelderiger begroeid:
struwelen van liguster, kruipwilg en bramen.
Konijnen zorgen voor een algemene (over-)begrazing (zie keutelplaatsen).
Ook de dauwbraam is met zijn uitlopers een uitstekende vastlegger van zand.
Op meer vlakke terreinen vindt men het karakteristieke duinroosje.
Het open duingebied is rijk aan vogels, insekten, muizen, reptielen, en marterachtigen.

Onder invloed van de zoute zeewind krijgen bomen en struiken hier vaak een "geschoren" vorm

6) Secundaire Duinvalleien
Deze uitblazingskommen, windkuilen zijn tot aan (in) het zoete grondwater verlaagd.
Zouttolerante planten uit de primaire duinvalleien ontbreken hier dus.
Dichtbegroeide duinmoerassen met o.a. kikkers, padden, kevers, libellen, vlinders en muggen!

7) Struwelen
Een struweel is een verzameling van struiken, zoals bos een verzameling van bomen is.
Deze struwelen (met vlier, rozen, liguster, duindoorn, kardinaalsmuts, meidoorn, kamperfoelie, heggerank )
zijn zeer rijk aan zangvogelsoorten.

8) Het Binnenduinbos
Minstens een kilometer vanaf de zeereep (althans bij een aanwaskust* )
zijn grondwater, bodem en humusophoping zodanig gestabiliseerd
dat de eindfase van de successie kon worden bereikt:
de climaxvegetatie: het binnenduinbos
In binnenduinbossen treft men o.a. eiken, beuken, berken, elzen,bosanemonen, rode mieren en reeën...

In de duinen vindt men zoetwatervoorraden.
Omdat de zoetwaterbel op het
zwaardere zoute grondwater drijft,
ligt de grondwaterspiegel in het duinzand hoger
dan in het aangrenzende polderland.
Via duinvlieten treedt het zoete water uit.

* Wanneer men via de Duinvlietweg (naast Parc Zonnehove) naar zee loopt
ontdekt men dat daar vanwege de kustafslag
de bovengenoemde duinlandschapselementen 1 t/m 8
zeer sterk "ineengedrukt" werden,
en dat men de zeereep na slechts een paar honderd meter al bereikt...

* Daarentegen ligt ten noorden van Oostkapelle het "Bree- Sant",
het breedste duingebied van Walcheren, lange tijd een aangroeiende kust
(waar men dus wèl alle bovengenoemde duinlandschapselementen 1 t/m 8 kan bestuderen.)

Breezand wordt inmiddels ook enigszins bedreigd door kustafslag...
Tegen de Veersegatdam (noordelijker) echter zijn weer nieuwe stranden ontstaan...
kortom er is veel dynamiek.)

Tenslotte:

De duinen ten noorden van Bergen (Noord-Holland),
en dus ook de Waddeneilanden, zijn
(ver van de Krijtrotsen van Zuid-Engeland)
gevormd uit kalkarme zanden afkomstig uit noordelijker streken.
Ook is het ijzergehalte van het noordelijke zand uiterst gering.
Het zand op de
Wadden is danook niet alleen witter
dan het gele, blonde zand van de Zuidhollandse en Zeeuwse stranden en duinen
maar ook
losser.

en dus nog gevoeliger voor verstuiving.

Het Zeeuwse duinzand stuift dus (relatief) iets minder gauw.
en mede vanwege het hogere kalk- en ijzergehalte
zijn de duinen in Zeeland dichter begroeid
en rijker aan bos en struweel .
Zeerepen in Zeeland konden dus betrekkelijk hoog worden.
("Kaapduinen")

(Daarentegen treft men echter op de kalkarme duinen in
Noord-Nederland wel weer vaker struikheide en kraaiheide aan.)

Piet van der Klis

Bronvermelding / Source: colofon

Terug naar
Inhoud

.

.