.
Op de maandagse
Middelburgse zomermarkt trof ik een alleraardigst
geografisch boekje over Zeeland van P.H. Ritter met
een voorwoord van Lodewijk van Deyssel (en
geïllustreerd door Anton Pieck).
"Zeeuwse
Mijmeringen"
"Zeeland is een der weinige
streken op aarde, waar men kan
reizen zonder "toerist" te zijn... Ge gaat
er heen om anders te leven, om de Droom te
herwinnen, die het vlotte, bezige bestaan van alledag
voor u te loor deed gaan... Ge gaat er heen om de
eenzaamheid terug te vinden van het landschap en de
eenzaamheden van uw eigen ziel...
Omgeven door de wijde ruimten, waar alleen de Hemel
Souverein is en de Zee, ligt het daar als aan
het eind der aarde...
In de lente is het op de Zeeuwse
stromen alles blauw, de watervlakte is blauw
en de hemel is blauw... Ver in het verschiet, waar de
lijnen der landen zich openspreiden, vloeien de
blauwe vlakten ineen in het blauw van de zee.
Ge hebt reeds bepeinsd dat het alles aandoet als Delfts
porselein, ge voelt hoe die kunst
de weerspiegeling is van deze wereld...
Hier vervalt de onderscheiding tussen
water en land. Het gele zand van de oevers en banken
vloeit golvend over in het blauwe water en
het water vloeit uit met trage, melkwitte golven
tegen de flauwe hellingen der geel-witte kusten...
Zeeland in lentetijd is de wereld van
het klare en opene. De hemel glimlacht zacht en
goedertieren tegen de lichte wereld, en water en land
kaatsen het zonlicht naar de hemel terug. Het is het
land van de glimlach, het is het land van licht en
kleuren, de stranden zijn er witter, de weilanden
groener dan elders. Heel het land lijkt op de witte
appelbloesems die om de heldere, kleine huisjes
bloeien, ingericht...
Maar in de herfst als de luchten grijs
gaan worden, dan spint de zee haar nevelen over het
land, dan wordt heel Walcheren grijs en dof en
stil, de zachte vreugde verschaduwt tot zachte ernst,
en alles is grijs en wijd, onmetelijk en onbestemd
als de schorren waar meeuwen zwieren, als de zeeën
en wateren er omheen..."
(1951)
Piet van der
Klis (dec 2004)